er was eens een klein meisje dat leefde in een koud en regenachtig land waar de zon bijna nooit scheen. Vele mensen hadden dit kind pijn gedaan en er was niet erg goed voor haar gezorgd. Het scheen alsof ze altijd koud was en honger had. Het kleine meisje had niet het gevoel dat er van haar gehouden werd; eigenlijk voelde ze zich diep in haar hart alleen.

Als de tijden erg moeilijk waren troostte het kleine meisje zichzelf door te dromen, vooral te dagdromen. Ze glimlachte vaak bij de gedachte weg te lopen naar een warm en zonnig land waar de mensen vriendelijk waren en het voedsel overvloedig. Op een dag, terwijl ze zat te dromen, dagdromen dus, besloot het kleine meisje één van haar dromen uit te laten komen. Ze besloot weg te gaan.

Het kleine meisje pakte wat appels, noten en biscuitjes bijeen, keek aandachtig en lang naar haar land en naar haar familie en was verdrietig omdat haar leven zo moeilijk was geweest. Ze haalde diep adem en zette voet op het pad dat naar de zee leidde. Daar wist ze, zoals ze soms in haar dromen voelde, zou ze een rit over de oceaan naar een warm, zonnig en vriendelijk land kunnen krijgen.

Het pad dat naar de zee leidde ging door een groot en donker bos waarvan het kleine meisje gehoord had dat het vol was met onvriendelijke dieren. Bij de ingang van het bos ging het kleine meisje aan de voet van en grote boom zitten en begon te huilen. Hoe graag ze ook het pad naar de zee wilde volgen om een warme en zonnige plek om te leven te vinden, ze was bang.

Terwijl ze daar onder de boom zat te huilen, hoorde het meisje een hele zachte stem. "Klein meisje, waarom huil je?" Het kind keek schichtig omhoog en zag naast haar een mooie dame, gekleed in blauw licht. Het leek alsof de dame zweefde, want haar voeten raakten niet helemaal de grond. Het kleine meisje vertelde de vriendelijke dame hoe verdrietig ze was; hoe men haar in de stad waar ze woonde keer op keer pijn had gedaan; en hoe ze een plek ging vinden waar de zon altijd scheen en waar er veel vriendelijke mensen waren. Het kleine meisje vertelde de dame ook dat ze erg bang was voor de dieren in het bos.

De dame glimlachte en vertelde het kind , dat ze alles wist van waar het kind over had gesproken en dat zij, de dame, het kleine meisje zou helpen door het bos naar de zee te komen, war zoals het kleine meisje al wist haar een geweldige rit naar warme en vriendelijke oorden stond te wachten.

De dame in het blauwe licht zei dat ze het kleine meisje daar haar zelf heen kon wenken maar dat alle wijze mensen, die haar van uit de verte lief hadden wilden dat het kleine meisje sterk zou worden zodat ze voor zichzelf kon zorgen en gelukkig zou zijn. De dame zei dat tijdens de ervaringen van de tocht door het bos het kleine meisje veel wijsheid zou vergaren. "Wijsheid is een schat ", zei de dame "die je voor altijd bij zal staan."

Het kleine meisje, dat erg moe was, vroeg de dame in het blauwe licht of ze haar er niet meteen heen kon wenken. De dame glimlachte zachte, wikkelde haar blauwe licht om het kleine meisje en hielp haar in een diepe en rustgevende slaap te geraken. Daarna begon de dame teder voor het kind te zingen. Toen het kleine meisje wakker werd voelde ze zich verfrist en erg moedig. Ze besloot te doen als de dame voorgesteld had zodat ze sterk, wijs en gelukkig zou worden.

De dame in het blauwe licht zei dat ze altijd een deel van het kleine meisje zou zijn en dat op elk moment dat ze wenste het kind zich in een blauw licht kon wikkelen en kon rusten. De dame zei dat als het kleien meisje bang zou worden ze haar ogen dicht moest doen, haar gedachte diep zichzelf binnen moest laten gaan, het eerste ding dat in haar opkwam moest wensen en dan vastbesloten in haar handen moest klappen. Er zou dan iets heel speciaals gebeuren, dat het meisje zou helpen.

"Nu luister heel goed", zei de dame. "Je moet denken aan wat je wilt, in plaats aan waar je bang voor bent." "Herhaal dit alsjeblieft want het is erg belangrijk". Het kleine meisje haalde diep adem, stond uitzonderlijk rechtop en zei: "Ik moet denken aan wat ik wil, in plaats van waar ik bang voor ben. "Het kleine meisje gaf de dame een warme omhelzing, hulde zich in het blauwe licht, raapte haar appels, noten en biscuitjes bijeen en ging regelrecht het bos in.

In het begin leek het bos vriendelijk. Het kind kon de kleine vogels in de bomen horen tsjirpen terwijl ze haar weg vervolgde. Ze was een beetje bang, maar ze bleef denken aan het vrolijke en zonnige land waar de mensen aardig waren en aan de dame, die beloofd had haar door deze moeilijke reis heen te helpen.

Hoe dieper het kleine meisje het bos inging, hoe donkerder het werd. Een zacht blauw licht verlichte haar pad voor haar. Ondanks dat, begon het kind na enige tijd in het donker rare en enge geluiden te horen. Het kleine meisje werd erg bang. "Wat moet ik doen?", vroeg ze. De woorden, die de dame gesproken had kwamen in haar op. "Je moet denken aan wat je wilt, in plaats van aan waar je bang voor bent".

In plaats van te denken aan de dieren en het kwaad dat ze haar konden doen deed het kleine meisje wat de dame in het blauwe licht haar gezegd had. Eerst sloot ze har ogen. Daarna liet het kind haar gedachte diep in haar binnenste gaan. Ze dacht, "ik wou dat er iemand bij mij was zodat ik deze reis niet alleen hoefde te maken". Tevreden met haar wens klapte het kleine meisje in haar handen. Langzaam opende zij haar ogen en zag dat er naast haar een ander kind zat dat vrolijk en levendig was en helemaal niet bang. Ze lachten. Samen waren ze allebei moediger en sterker. De twee kleine meisjes maakten een heel klein vuur, rolden zich op in haar gloed, vertelden elkaar verhalen en vielen temidden van alle geluiden van het bos in slaap. Boven hen scheen een zacht blauw licht dat glimlachte.

Helemaal uitgerust vertrokken de twee kinderen de volgende morgenvroeg. Plotseling hoorde ze een luide brul. De kinderen stopten en kropen bij elkaar. Terwijl ze hun ogen sloten, lieten de kinderen hun gedachten kalmeren en diep naar binnen kijken. Ze deden een wens en klapten in hun kleine handjes. Toen ze langzaam hun ogen opende had ieder de ongelofelijke aanblik van meer en meer kinderen in allerlei grootte en maten, die allemaal klaar waren om samen de reis door het bos te maken.

De kinderen sloten zich bij elkaar an en zongen en baanden zich een weg door het bos. Opeens hoorde ze de geluiden van kwaadaardig klinkende dieren die schreeuwden en dat ze op zoek waren naar kleine kinderen om te verslinden. Alle kinderen besloten dat sommige van hen heel erg hard zouden moeten zijn als ze de monsters in het bos aan wilde kunnen. Om dit te bereiken groeiden enkele kinderen tot enorm grote kinderen en keken erg grimmig, zo zelfs dat ze elkaar bang maakte.

Andere van de kinderen ontwikkelden verschillende talenten. Sommige kinderen werden experts in het zich verstoppen; sommige leerden erg snel rennen; andere zeiden nooit een woord en waren instaat erg stil te zijn. Bepaalde kinderen leerden voedsel te zoeken en te koken, terwijl anderen erg vrolijk werden en de kleine troep vermaakten.

En de groep slimme en sterke kinderen ging door het bos daarbij zelfs de wildste schepsels afschrikkend. Iedereen had iets te doen. Ieder kind was even belangrijk. Elk kind had de ander nodig. Samen werkend waren de kinderen heel effectief, zo zelfs dat wanneer de dieren wat zij "de horde kinderen" noemde zagen komen, zij de andere kant op renden. De kinderen waren triomfantelijk terwijl ze op hun weg nar de zee marcheerden.

Zoals soms in het leven gebeurt, vergaten sommige kinderen hun doel, namelijk van het bereiken an het warme en zonnige land en werden anderen er van afgeleid. Sommige van hen begonnen in hun opwinding over hun speciale talenten en vaardigheden te denken dat ze belangrijker dan de andere waren. En pochte bijvoorbeeld "Ik ben het meeste nodig want ik ben de sterkste." Een ander zou zeggen "Als ik het eten niet zou koken, zou niemand van jullie iets kunnen doen. Ik ben de beste." Verscheidene kinderen begonnen de anderen bang te maken of in de maling te nemen. Sommige werden erg in zichzelf gekeerd en zelf-kritisch.

De dingen begonnen duidelijk uit de hand te lopen. Vele van de jongelingen werden bang van de anderen en zelfs van zichzelf. Sommige trokken zich op zichzelf terug. De kleine groep kinderen ging voorwaarts, maar zij waren niet erg gelukkig. Het blauwe licht scheen maar was niet zo helder.

Op een dag toen de gekwelde kinderen hun reis vervolgden, hoorde zij een zeer meedogenloos geluid, dat van de Grote Draak. Allen werden bang en groepeerden zich weer. De jongelui zouden hun verschillen naast zich neer moeten leggen en samen aan dit probleem moeten werken of ze zouden allemaal gedood kunnen worden. Terwijl de kinderen rilden hoorden ze een stem. "Denk eraan te denken wat je wilt, in plaats van aan waar je bang voor bent." De kinderen vormden stilletjes een cirkel, sloten hun ogen en wensten zich een plan. Het schepsel draaide zich om, om het kind achter de stem te vinden maar de kinderen hadden zich verstopt.

Terwijl elk kind riep, bleef de draak ronddraaien, eerst naar deze stem en dan naar de andere. Het duurde niet lang of de draak werd erg duizelig en wist niet meer precies waar hij was. Hij brulde van frustratie maar het enige wat hij voorbracht was een zwak vlammetje. Op dat moment kwamen de kinderen allemaal te voorschijn en joegen de draak weg. De Grote draak sloop duizelig weg en zwoor zichzelf zich nooit meer met kinderen in te laten.

De kinderen, die erg trots waren op zichzelf waren hervatten hun reis. De bossen waren erg donker, maar de kinderen konden merken dat ze dichter bij de zee kwamen. Na het donker kwam er een open plek. Alle kinderen begonnen te rennen. Kilometers verder was het geluid van lachen, zingen en opspattend water nog te horen.

Vanuit de mist, aan de rand van de zee, verscheen een toverachtig witte zwaan. De zwaan trok een zilveren boot die bedekt was met een glinsterend licht. Aan de rand van de zee stond de dame. "Kinderen, "zei ze, "dit is de boot die je naar het land zal brengen waar de zon altijd schijnt en waar de mensen vriendelijk zijn. Maar eerst moeten jullie nog een wijs plan bedenken. Want zie je, de kleine boot kan maar één kind bevatten."

De kinderen keken naar elkaar. Ieder kind dacht. "Hoe moet het nu als ik niet kan gaan?" Terwijl ze het blauwe licht over de kinderen verspreidde ze de dame: "Denk aan wat je wilt in plaats van aan waar je bang voor bent." De kinderen werden vredig en begonnen dezelfde dingen te denken. Ze realiseerden zich dat ondanks hun verschillen ze meer dan wat dan ook naar het warme en zonnige land wilde gaan. In hun wijsheid aren de kinderen in staat om deze nieuwe angst rustig naast zich neer te leggen.

Ze dachten aan al hun avonturen, terug werkend vanaf de draak. Ze herinnerden zich hoe ieder kind er zo was gekomen. De kinderen herinnerden zich dat ze allemaal van één persoon waren gekomen, en dat ze gescheiden waren geraakt vanwege de noodzaak om te leren overleven. Die noodzaak bestond niet langer: eigenlijk was de gescheidenheid een probleem geworden.

Weer maakte de kleine groep een cirkel, sloot de ogen en ging diep in zichzelf. Ieder kind wist haar of zijn wens. Op het moment dat de kinderen enthousiast klapten, danste een blauw licht in het rond. Al snel trok het licht op en een stralend klein meisje stond alleen, haar haar schijnend in het zonlicht. "Ik ben moedig en sterk en snel en slim", zei ze. "Ik was als die tijd al één persoon. Voor het avontuur door het bos was het nodig om velen te worden. Op een bepaald moment werkte ik bijna tegen mezelf. Nu ben ik klaar voor mijn reis naar het zonnige land waar de mensen vriendelijk zijn."

Het kleine meisje stapte rustig in de zilveren boot. De vriendelijke zwaan draaide zich om, keek naar haar en begon langzaam over de zee naar het zonnige land te zwemmen. Een prachtig blauw licht omgaf hen.

De meeste verhalen eindigen door te zeggen: "En ze leefden nog lang en gelukkig." Maar dat is niet hoe het leven werkelijk is. De waarheid is dat het kleine meisje dat sterk en wijs geworden was, op weg was naar meer en meer avonturen. Ze zou voor altijd sterker en wijzer worden. De avonturen die het kind beleefde zou het meer en meer over de aard van het leven leren. Met iedere ervaring zou haar licht helderder en helderder worden.


***

Oorspronkelijke titel: The Silver Boat
Geschreven door : Ann Adams
Vertaling : Eva van Goor
Uitgeverij (?) : # 15 Hale Street
Eureka Springs, Arkansas
72632
501 253-6795